De ISO-norm 25010 vervangt sinds 2011 de ISO-norm 9126 en beschrijft de kwaliteitskenmerken van software. Het model voor productkwaliteit onderscheidt acht hoofdcategorieën die elk zijn onderverdeeld in kwaliteitseigenschappen, 31 in totaal. Naast het model voor productkwaliteit beschrijft de norm ook een model voor kwaliteit tijdens gebruik. Dit model onderscheidt vijf hoofdcategorieën die zijn onderverdeeld in 11 kwaliteitseigenschappen.
Productkwaliteit (Product quality)
- Functionele geschiktheid (Functional suitability): De mate waarin een softwareproduct of computersysteem functies levert die voldoen aan de uitgesproken en veronderstelde behoeften, bij gebruik onder gespecificeerde condities.
- Prestatie-efficiëntie (Performance efficiency): De prestaties in verhouding tot de hoeveelheid middelen gebruikt onder genoemde condities.
- Uitwisselbaarheid (Compatibility): De mate waarin een product, systeem of component informatie uit kan wisselen met andere producten, systemen of componenten, en/of het de gewenste functies kan uitvoeren terwijl het dezelfde hard- of software-omgeving deelt.
- Bruikbaarheid (Usability): De mate waarin een product of systeem gebruikt kan worden door gespecificeerde gebruikers om effectief, efficiënt en naar tevredenheid gespecificeerde doelen te bereiken in een gespecificeerde gebruikscontext.
- Betrouwbaarheid (Reliability): De mate waarin een systeem, product of component gespecificeerde functies uitvoert onder gespecificeerde condities gedurende een gespecificeerde hoeveelheid tijd.
- Beveiligbaarheid (Security): De mate waarin een product of systeem informatie en gegevens beschermt zodat personen, andere producten of systemen de juiste mate van gegevenstoegang hebben passend bij hun soort en niveau van autorisatie.
- Onderhoudbaarheid (Maintainability): De mate waarin een product of systeem effectief en efficiënt gewijzigd kan worden door de aangewezen beheerders.
- Overdraagbaarheid (Portability): De mate waarin een systeem, product of component effectief en efficiënt overgezet kan worden van één hardware, software of andere operationele of gebruiksomgeving naar een andere.
Kwaliteit tijdens gebruik (Quality in use)
- Effectiviteit (Effectiveness): De nauwkeurigheid en volledigheid waarmee gebruikers gespecificeerde doelen behalen.
- Efficiëntie (Efficiency): De benodigde hulpbronnen die gebruikt zijn in verhouding tot de nauwkeurigheid en volledigheid waarmee gebruikers doelen behalen.
- Voldoening (Satisfaction): De mate waarin gebruikersbehoeften vervuld worden als het product of systeem gebruikt wordt in een gespecificeerde gebruikscontext.
- Vrijwaring tegen risico (Freedom from risk): De mate waarin een product of systeem het potentiële risico beperkt met betrekking tot economische status, mensenlevens, gezondheid of de omgeving.
- Context dekking (Context coverage): De mate waarin een product of systeem gebruikt kan worden met effectiviteit, efficiëntie, vrijheid van risico en voldoening zowel in de gespecificeerde gebruikscontexten als in niet initieel gespecificeerde gebruikscontexten.
Meer weten? download onze whitepaper of bel ons op telefoonnummer 088 – 160 1750.
U kunt ook het contactformulier invullen. Wij nemen dan zo snel mogelijk contact met u op.